Redactie Radio Centraal Rotating Header Image

Ijslandse financiën deel 2: de afgang

Share

In ons tweede gesprek met Már Wolfgang Mixa (Universiteit Reykjavik) horen we hoe Ijsland met de crash omging. Waar we vorige keer mee eindigden: de banken konden daar simpelweg niet gered worden, omdat de overheid belange het geld niet had om hun gigantische schuldenberg op zich te nemen; en er kwam meteen een bijzondere wet dat het spaargeld in de banken gegarandeerd beschermd was. Maar beleggingen niet, dat geld was allemaal foetsjie.

De munt zakte helemaal in, van 60 ISK naar 150 ISK voor een dollar. Dat had gevolgen voor de vele mensen die in dollars hadden geleend om hun huis te kopen, want die zagen hun afbetalingen ineens ver-tweeënhalfd. Toen kwam er een opmerkelijke rechtszaak, met als conclusie dat de banken zo’n leningen in een vreemde munt wettelijk gezien helemaal niet hadden mogen uitschrijven. De dollarleners hoefden enkel de beginwaarde van hun lening in ISK terug te betalen. Bovendien genoten ze van de zeer lage rente. Voor hen bleek deze constructie dus uiteindelijk toch nog een goede investering.

De meeste leningen waren echter gelinkt aan de index, en door de extreem lage koers van de Ijslandse kroon werd alle import heel duur. Deze leningen stegen dus sterk, terwijl de waarde van de huizen kelderde. Voor deze gevallen kwamen er twee overheidsmaatregelen: een belastingsvermindering op leningen, en de 110-regel: een af te betalen lening voor een huis mocht nooit meer dan 110% bedragen van de waarde van de woning.

En wie gaat dat betalen? Wel, als gevolg van de crash én deze mens- maar niet bankvriendelijke maatregelen gingen de meeste banken gewoonweg failliet. Onmiddellijk kwamen er nieuwe banken, vaak met dezelfde naam als voorheen maar dan met ‘nieuw’ ervoor. Ze kregen een beetje overheidssteun en hadden de beschermde spaargelden om op te starten. Het enige echte probleem was het SWIFT-systeem, dat een nieuwe bank niet zomaar op één twee drie operatief kan krijgen. De enige bank die daar nog mee kon werken, was Ice Bank, dat nog een half jaar verder kon vooraleer ook failliet te gaan. Enkel via hen kon er op dat moment dus vreemd geld Ijsland binnen.

Voor het grote publiek leek er oppervlakkig niet echt veel veranderd. Wel gingen er heel wat bankjobs verloren, zagen de overgebleven bankwerknemers er permanent uitgeput uit, en waren er plots géén privé-ontvangst-ruimtes meer omdat klanten die hun beleggingen in rook hadden zien opgaan en public minder makkelijk uit de bol gingen.

De werkloosheid steeg van 2% naar 9%, een ongezien hoog percentage voor Ijsland. De overheid kwam hieraan tegemoet met belastingsverminderingen en door jobs te creëren, onder andere door Ijsland, dat nu plots voor buitenlanders veel goedkoper werd, toeristisch sterk te promoten. De vulkaanuitbarsting van 2010 maakte het land vreemd genoeg tot een populaire bestemming.

En wiens schuld was het nu allemaal? De eerste minister kreeg zijn ontslag vanwege nalatigheid, maar iedereen is het erover eens dat hij als zondebok dienst moest doen. Er kwamen rechtszaken tegen bankiers, waarvan er een aantal al resulteerden in gevangenisstraffen en hoge boetes. Er kwamen vanuit het buitenland ook pogingen tot schadeclaims tegen de Ijslandse overheid, maar in dit land waren het privébanken die transacties aangingen. Dat die zo snel gegroeid waren, was net mede de verantwoordelijkheid van onvoorzichtige buitenlandse banken.

Ijsland is niet terug overgeschakeld naar het oude, rigide systeem. Wel kwam er beter toezicht, en een speciaal vervolgingsbureau met uitgebreide onderzoeksrechten. Spaargeld blijft van overheidswege beschermd. Gaat een Ijslandse bank failliet, dan betalen de eigenaars en de aandeelhouders.

De Ijslandse beurs heeft zich intussen hersteld tot 30% van het BNP.

0 Comments on “Ijslandse financiën deel 2: de afgang”

Leave a Comment