- Redactie Radio Centraal - https://redactie.radiocentraal.be/Home -

EEN DRUGSBELEID KAN JE NIET LOSKOPPELEN VAN EEN SOCIAAL-ECONOMISCH BELEID

In september spraken we met Tino Ruyters, bestuurslid van SMART On Drugs en tevens directeur van Free Clinic. Onderwerp van gesprek waren recente nationale en internationale ontwikkelingen met betrekking rond drugswetgeving. Een boeiend interview, waar we graag een vervolg aan wilden breien met twee andere leden van SMART On Drugs (SOD), Herman Wolf en Steven Debbaut.

Steven Debbaut is criminoloog van opleiding en momenteel onderzoeker aan UG en VUB. Focus van zijn onderzoek is drugsbeleid en de politionele opvolging van drugs. Herman Wolf komt vanuit het straathoekwerk met drugsgebruikers en kansengroepen. Beroepshalve is hij ook verbonden aan de UG met onderwijsprojecten. Beiden waren betrokken bij de oprichting van SOD, waarbij mensen vanuit verschillende invalshoeken (academisch, hulpverlening, preventie,..) samenkwamen om het huidige drugsbeleid kritisch onder de loep te nemen. Op lange termijn willen ze graag illegale drugs uit het strafrecht halen, weliswaar met strenge regulatie. Op korte termijn willen ze vooral het falend drugsbeleid op de politieke agenda krijgen. De kloof tussen politiek beleid enerzijds en wetenschappelijke inzichten en praktijkervaring anderzijds is te groot. Onze drugswetgeving is meer dan 100 jaar oud en hopeloos gedateerd. In 1996 is er wel een parlementaire werkgroep samengekomen om het drugsbeleid te herbekijken, maar met die inzichten is nauwelijks iets gebeurd.

Een probleem bij illegale roesmiddelen is dat alle kwaliteitsnormen ontbreken en gebruikers daardoor worden blootgesteld aan onnodige risico’s.  Bovendien gaan er nog steeds teveel middelen naar bestraffing en strafrechterlijke vervolging, terwijl hulpverlening en preventie ondergefinancierd zijn. Steven Debbaut: “Er zijn veel risicovolle gedragingen, zoals skiën, paardrijden en motorrijden, die we niet in het strafrecht zetten. Daar zit de fundamentele vraag: in hoeverre wil je als samenleving risicovol gedrag in het strafrecht zetten? Ik denk dat we dat fundamenteel zoveel mogelijk moeten beperken. Je kan regelgeving ontwikkelen, drempels inbouwen en structuren opzetten. Maar het strafrecht blijkt een slecht instrument om om te gaan met de realiteit dat mensen nieuwsgierig zijn naar roesmiddelen.” Naast dit principieel argument blijkt ook uit decennialang repressief beleid dat het gewoonweg niet werkt: het gebruik noch het aanbod dalen. Uit internationale voorbeelden blijkt anderzijds dat regulering het gebruik van roesmiddelen niet doet stijgen.  Er is geen causaal verband tussen verbieden en minder gebruik. SOD waarschuwt wel voor een commercieel model, zoals in sommige staten in de VS. Bij een profit-model zijn de risico’s hoger, zoals we kunnen zien bij alcohol waarbij bepaalde doelgroepen worden geviseerd door reclame. SOD pleit daarom voor een gezondheidsbenadering met een goede regulering.

Het merendeel van de gebruikers van roesmiddelen (zowel legaal, als illegaal) zijn niet-problematische gebruikers. De meeste onderzoeken geven een cijfer van 85 à 90 %  niet-problematische gebruikers. Bij mensen die wel problematisch gebruik ontwikkelen, zien we een oververtegenwoordiging van mensen uit zwakkere economische milieus. Een verslavingsproblematiek kan vaak samenhangen met verontrustende opvoedingssituaties, discriminatie, werkloosheid of kansarmoede. Steven Debbaut wijst erop dat je beter een ‘war on poverty’ kan voeren dan een ‘war on drugs’ om zo het problematisch gebruik te verminderen.

Het loont de moeite om de ontstaansgeschiedenis te onderzoeken van waarom bepaalde middelen ooit verboden zijn geworden. Onze drugswetgeving uit 1921 kwam voort uit een internationaal prohibitieregime dat sterk werd beïnvloed door de VS. Er speelden economische en geopolitieke motieven, zoals bijvoorbeeld opiumbelangen in de voormalige Britse kolonies en de machtsstrijd die ermee samenhing. Ook bepaalde bevolkingsgroepen werden geviseerd, met name als men het had over cannabisgebruik in Mexico, of het gebruik van cocaine op interraciale bijeenkomsten, een taboe in de VS. De raciale motieven werden ook duidelijk bij de uitvoering op straatniveau, aangezien de Afro-Amerikaanse gemeenschap in de VS extra werd geviseerd en dus de meeste kansen hadden om in contact te komen met politie en justitie.

Herman Wolf verwijst naar een recent onderzoek van de Universiteit Gent waarbij er sprake is van een ‘warboel on drugs’. In de verschillende juridische districten in België is er een verschillend beleid. Het ene district is meer gericht op repressief beleid,  terwijl een ander district meer inzet op begeleiding en hulpverlening. Door de versnippering van bevoegdheden rondom justitie, preventie, gezondheid en hulpverlening wordt de situatie er in België niet eenvoudiger op. Het persoonlijk gebruik uit het strafrecht halen kan een eerste stap zijn om onduidelijkheden tegen te gaan. De decriminalisering in Portugal toont aan dat het (problematisch) gebruik daar niet gestegen is. Er is minder stigma, waardoor er meer middelen vrijkomen voor preventie. De volgende stap kan dan  het reguleren van middelen zijn, te beginnen bij cannabis. Zo kan er een langzame evolutie zijn naar een coherent regulerend beleid voor elk  middel. Dit kan ook betrokken worden op alcohol, waar we feitelijk zijn doorgeschoten naar een teveel ‘laissez faire’ beleid, met alle schadelijke gevolgen van dien. SOD pleit hierbij voor een verbod op reclame voor alle roesmiddelen. Ook de problemen die er zijn met legale medicatie moeten worden aangepakt. Bovendien rust er ook een taboe op het bespreken van de voordelen van roesmiddelen (stressvermindering, ontspanning, bevordering creativiteit, pijnbestrijding). Steven Debbaut: “Het is zoeken naar een evenwicht. Je moet zeker geen dingen gaan promoten, echter wel sterk inzetten op regulering, eerlijk informeren en het duidelijk maken van risico’s. Maar het demoniseren werkt averechts.”

Het reguleringsbeleid blijft alleszins moeilijk te verkopen. Er is nood aan politieke moed van de huidige politici, die zich momenteel niet aan het thema willen verbranden. Vaak zijn voorstanders van een regulerend beleid als het ware ‘fin de carrière’, waarbij ze niet meer veel te verliezen hebben. Steven Debbaut verwijst naar ex-presidenten van Zwitserland, Colombia, Barack Obama of Kofi Annan. Hetzelfde geldt voor politiecommissarissen op rust.

Tot slot gingen we tijdens ons gesprek nog in op enkele internationale voorbeelden. In Duitsland was de regulering van cannabis opgenomen in het regeerakkoord en de plannen worden nu ook effectief uitgerold. De gehele cyclus van productie, distributie en verkoop wordt door de overheid in handen genomen. Het is een non-profit model dat dicht aansluit bij de ideeën van SOD. Steven Debbaut verwijst ook nog naar het model in Uruguay, waar de verkoop op drie pijlers berust: apothekers, cannabis social clubs en neutrale overheidsshops. Ook in Tsjechië liggen voorstellen tot regulering van cannabis op de politieke tafel. Wanneer enkele landen het voortouw nemen, kan men op termijn komen tot een gemeenschappelijk Europees beleid.

Steven Debbaut sluit af: “Er is een realiteit in de samenleving, en je kan je hand voor je ogen houden of het onder de waterlijn proberen te duwen, maar het verdwijnt niet. Het verbieden helpt niet. Het is een fenomeen, en daar hangen zorgen rond, maar haal het boven water, krijg er zo meer zicht op en ontwikkel daar beleid rond. Dan kan je aan volksgezondheid beginnen werken.”