Redactie Radio Centraal Rotating Header Image

De groene en minder groene stroomfaktuur

Share

De SERV waarschuwde de afgelopen week voor de op ons afkomende rekening van het groen stroombeleid. Eind 2013 was al een factuur  van 1,2 miljard € opgebouwd en die kan tegen 2015 oplopen tot 1,8 miljard als niet ingegrepen wordt. Naast het feit dat er een kost is, is het probleem ook dat die kost momenteel dus niet betaald wordt, met als risico dat in de toekomst  de stroomprijzen opeens zeer sterk verhoogd zullen worden.

 Sara Van Dijck van milieuorganisatie BBL geeft tekst en uitleg. “Het zonnepanelenfiasco is slechts een deel van het verhaal. De overheid moet de kost ook eerlijker verdelen en niet alleen afwentelen op de gezinnen.  Bovendien moet de ambitie verhoogd worden, want meer groene stroomproductie doet marktprijzen dalen. Tenslotte wordt te veel ingezet op stroomproductie uit biomassa, en die is helemaal niet groen.”


Hoe werkt het?
De steun aan de groene stroom werk via een systeem van groene stroomcertificaten (-bewijzen): iedere producent moet voor een bepaald percentage aan geleverde stroom aan groene stroomcertificaten inleveren. Die certificaten worden verkregen bij de productie van groene stroom. Een producent die veel groene elektriciteit produceert, kan zijn certificaten-overschot verkopen aan een andere met een tekort aan bewijzen.

De twee delen van de groene stroomfactuur
Die prijs die de kopers betalen voor de certificaten zullen ze doorrekenen in de kost van de elektriciteit die ze verkopen op de markt, waardoor de gevraagde prijs van de aangeboden stroom stijgt. Maar er is meer:

De overheid heeft ook een bodemprijs vastgelegd voor de certificaten. Als de marktprijs onder die bodemprijs dreigt te vallen, kunnen de aanbieders hun certificaten doorverkopen aan de netbeheerders tegen een gegarandeerde minimumprijs. De netbeheerders rekenen die kost dan verder door aan de klanten. In dat geval stijgt de prijs van de stroom zelf niet, maar wel die van de distributiekost. In Vlaanderen is de kost die de distributeurs aan de kleinverbruikers aanrekenen nu al hoger dan de kost van de electriteitsproductie zelf.

En dat was er het ook probleem met de zonnepanelen: tot 2010 kregen de zonnestroomproducenten 450€ per certificaat, terwijl de marktprijs rond 100€ lag. Het verschil werd dan via de netbeheerders doorgeschoven naar de gezinnen . Die (te) hoge prijsgarantie voor de zonnestroom werd een paar jaar geleden afgevoerd voor nieuwe installaties, maar loopt voor de oudere installaties gedurende 20 jaar. De factuur van de oversubsidiëring van de zonnepanelen loopt dus nog meer dan 15 jaar door.
Ook de ander groene stroom krijgt een gegarandeerde minimumprijs. Die ligt een stuk lager op 93€ per cerftificaat, zegt Sara Van Dijck. Toch is ook hier een probleem, omdat de certificatenmarkt ineengezakt is, waardoor de producenten van windenergie en warmtekracht hun certificaten ook doorverkopen aan de netbeheerders, of ze bijhouden in de hoop er later meer voor te kunnen krijgen.

Vanwaar het gat 1,2 miljard?
De 1,2 miljard is het bedrag van de steun aan groene stroom die de afgelopen jaren geproduceerd en verbruikt werd, maar die nog niet doorgerekend werd (in elektriciteitsrekeningen, belastingen of winsten van producenten en/of distributeurs). Die som bestaat dus enerzijds uit de kost van de certificaten die de netbeheerders opgekocht, maar nog niet doorgerekend hebben, en anderzijds uit de waarde van de certificaten die de producenten opgepot hebben. Om de elektriciteitsfactuur voor de gezinnen aan banden te leggen, bevroor de regering de net(beheers)tarieven. Daardoor bouwen de netbeheerders een schuld op die ze later toch zullen willen doorrekenen.
Maar dit verklaart dus slechts voor een deel (37%) het probleem. Het grootste stuk van de 1,2 miljard is de waarde van de opgepotte certificaten.

Het opsplitsen van de groene stroomfactuur in twee delen maakt de zaak ingewikkelder dan ze is en heeft  weinig impact op de totale factuur. Toch is het onderscheid niet helemaal onbelangrijk, want het toont aan dat de saga van de zonnepanelen slechts voor een deel de verklaring van het probleem is.

Wie betaalt de rekening niet?
Het probleem en de potentiële prijsschok in de toekomst is dus voor een deel het gevolg van het feit dat de nettarieven geblokkeerd zijn, maar volgens BBL is dit niet de essentie van de zaak. Er is ook de oversubsidiëring van de zonneenergie uit het verleden waarvan de factuur nog meer dan 15 jaar zal doorlopen.
Maar is groene stroom gewoon niet te duur, zelfs als er geen oversubsidiëring is?
“Door de subsidiëring van de groene stroom is er inderdaad een kost” geeft Sara Van Dijck toe. “Maar we zien anderzijds ook dat de marktprijs van stroom daalt. Dat prijsdaling komt niet zozeer door de goedkope kolen, maar vooral door de groene stroomproductie.”

Maar er is ook het feit, en daarover wordt minder gesproken, dat de factuur van de groene stroom naar de gezinnen en de kleine ondernemingen wordt doorgeschoven en dat de grote afnemers die op het hoogspanningsnet zitten ervan worden vrijgesteld. “de grote stroomverbruikers moeten slechts 2% van de groene stroomkost dragen.”

Wat moet er gebeuren?
“Een meer eerlijke verdeling van de kost van de steun aan de groene stroom is dus nodig”, aldus Van Dijck. “De grote stroomverbruikers eten dus van twee walletjes: enerzijds profiteren ze van de dalende groothandelsprijzen ten gevolge van de groene stroomproductie, anderzijds betalen ze niet mee aan de kost van de ondersteuning van de groene stroom. “De bedrijven die het meest klagen over dure stroom zijn juist zij die het minst betalen aan de factuur.”

“Maar het systeem draait ook mank langs de vraagzijde omdat het quotum voor certificaten te laag ligt: in principe zullen de producenten tegen 2020 20.5% aan groene stroom moeten produceren, maar dit percentage houdt alleen rekening met de stroom die niet aan de grote verbruikers geleverd wordt. Als naar het totaal van de stroomproductie gekeken wordt gaat het over slechts 11%. Dit kan nog voor problemen zorgen met Europa aangezien we tegen 2020 niet aan 11% maar aan 21% zouden moeten geraken.”

Aan de aanbodkant wordt volgens BBL door de overheid dan weer teveel ingezet op grootschalige stroomproductie uit biomassa. ” De Max Green installatie van Electrabel krijgt één derde van alle groene stroom certificaten en gaat zo jaarlijks met 100 miljoen lopen. Die installatie is allesbehalve duurzaam en het is zelfs niet duidelijk dat die biomassacentrales helpen om de CO2 uitstoot te verminderen. Nu blijkt bovendien dat, ondanks de 100miljoen per jaar, de installatie niet rendabel genoeg is voor mede-investeerder Ackermans & van Haaren (zie pagina 3). En toch wil de minister van energie nu twee nieuwe biomassa centrales gaan steunen, wat ons 328 miljoen € extra per jaar zal kosten.”

0 Comments on “De groene en minder groene stroomfaktuur”

Leave a Comment